Ik las onlangs een artikel dat knuffelen goed is voor je gezondheid. Als we knuffelen zou het hormoon oxytocine vrijkomen, ook gekend als knuffelhormoon. Dit hormoon zou ervoor zorgen dat we ons veilig voelen, meer vertrouwen hebben en ons stimuleren voor sociaal gedrag.

Het hele artikel kan je hier lezen:

https://oersterk.nu/blogs/knuffelen-als-medicijn-mag-ik-je-even-omarmen/?fbclid=IwAR10qt-tKcNsqc01q6V9F2ehcwKi3YxBK-vYSUqcjQa0HQNYiyMkV0btueY

Dus willen we gezonder zijn, moeten we meer knuffelen. Klinkt super, maar in mijn geval is het dat niet. Ik ben dubbel gezegend met het: ik wil niet aangeraakt worden virus. Enerzijds heb ik als kind iets teveel ‘liefde’ gekend waardoor ik nu erg argwanend sta tegenover fysiek contact met anderen. En ten tweede ben ik autistisch waardoor ik liever niet aangeraakt wordt wanneer ik gespannen ben. Dus twee keer: blijf maar van mijn lijf.

Je zou denken: dan is het simpel. Leg gewoon uit dat je liever niet aangeraakt wordt en men houdt daar wel rekening mee. NIET DUS! Wij zijn in onze westerse maatschappij opgevoed om elkaar een hand te geven. Op feestjes begroet je elkaar met een knuffel en/of kus. En als we blij zijn dan knuffelen we ook nog eens. Hoe vaak heb jij je in deze situaties al afgevraagd of de persoon die je dan aanraakt dit ook effectief graag heeft? Als een kind aangeeft dit liever niet te hebben, hoe vaak zeggen wij als ouders dan: ga nonkel, tante, vriend, … eens een hand geven. Ga oma of opa nog een knuffel geven voor we naar huis gaan. Het zit ingebakken in onze cultuur en wie het niet graag heeft, die heeft gewoon pech. Je moet je maar aanpassen aan de gangbare norm.

Dus ik maakte het heel simpel. Tegenwoordig zeg ik gewoon: ik word niet graag aangeraakt. Maar (op de uitzondering na) houdt hier helemaal niemand rekening mee. Geweldig toch.

Maar eigenlijk is het verhaal niet zo simpel. Want in de kern word ik, net als vele anderen, wel graag aangeraakt. Ik vind knuffelen fijn. Niet alleen in de amoureuze denkpiste, maar ook gewoon onder vrienden. Op zich krijg ik net als ieder ander graag affectie. MAAR niet als ik gespannen ben. Niet als ik de situatie niet goed kan inschatten. Niet als ik de betrokken persoon niet ken. Niet op feestjes want daar ben ik altijd gespannen. Ja zelfs (eigenlijk gewoon: zeker) op familiefeestjes ben ik gespannen.

En die ‘maar’ maakt het net zo moeilijk. Wanneer mag het dan wel en wanneer niet? Niet evident! Zelfs mijn lieve man is er niet altijd zeker van. Maar gelukkig weet hij het meestal goed in te schatten. En als hij toch een giga knuffel komt geven wanneer ik er niet tegenkan, dan is hij de eerste om dit te begrijpen en zijn knuffel af te buigen naar dochterlief. En zij klaagt (bijna) nooit over het krijgen van een extra knuffel.

Misschien is de regel wel heel simpel. Wil je iemand knuffelen, vraag het dan even.

Je leest het, ik ben een moeilijk, eigenwijs, koppig mens dat meestal wel graag knuffels krijgt.